De laatste loodjes tot de Omgevingswet – deel 2 (copy)

Tijdschrift Milieu
December 2023, nr. 6

DE LAATSTE LOODJES TOT DE OMGEVINGSWET

Deel 2

Op 1 januari is het zover: de Omgevingswet (Ow) treedt in werking. Welke kennis moet je paraat hebben om onder de Ow succesvol met omgevingsvergunningen  

te werken? Dit artikel, deel twee van een tweeluik, bespreekt vergunning- en meldingsplichten, overgangsrecht, indieningsvereisten en beoordelingsregels onder de Ow.

Door: Kristel Stassen

Vergunning- en meldingsplichten, overgangsrecht

Onder de Ow is het uitgangspunt dat zoveel mogelijk milieubelastende activiteiten (mba’s) onder algemene regels gaan vallen. Daarmee vervallen sommige vergunningplichten onder de Ow, maar er ontstaan ook enkele nieuwe. Wat verder verandert is dat niet alleen het Rijk, maar ook decentrale overheden in hun eigen regelgeving vergunning- en meldingsplichten kunnen opleggen. 

Het overgangsrecht in de Invoeringswet (art. 4.13) bepaalt dat een onherroepelijke vergunning voor activiteiten die onder de Ow vergunningplichtig blijven, straks geldt als een vergunning voor diezelfde mba’s met dezelfde vergunningvoorschriften. Voor activiteiten waarvoor in een bestaande vergunning voorschriften staan, maar die als mba onder de Ow niet langer vergunningplichtig zijn, geldt dat de vergunningvoorschriften hiervoor automatisch worden omgezet naar maatwerkvoorschriften voor deze mba’s (zoals in de huidige situatie in een maatwerkbesluit).

Voor activiteiten waarvoor in het huidige stelsel géén vergunningplicht geldt, maar straks onder de Ow wel, geldt op grond van het overgangsrecht (art. 4.14 Invoeringswet) dat vanaf inwerkingtreding van de Ow automatisch een omgevingsvergunning is verleend voor deze mba’s, mits de activiteiten ongewijzigd worden voortgezet. Deze vergunning is (op enkele uitzonderingen na) twee jaar geldig. Golden er vóór de inwerkingtreding van de Ow maatwerkvoorschriften voor een activiteit, dan gelden deze onder de Ow als voorschriften in de automatisch tot stand gekomen tijdelijke omgevingsvergunning voor deze mba (art. 8.1.5 Invoeringsbesluit).

Voor activiteiten waarvoor onder het huidige stelsel alleen een melding is ingediend op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer, geldt dat deze melding automatisch wordt omgezet in een melding onder de Ow, wanneer het onder het nieuwe stelsel verboden is deze mba zonder melding te verrichten (art. 8.1.1 Invoeringsbesluit). Bestaande maatwerkbesluiten op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer worden onder de Ow maatwerkvoorschriften of vergunningvoorschriften. Op grond van het overgangsrecht (art. 8.1.5 Invoeringsbesluit) geldt dat de bestaande maatwerkvoorschriften in een maatwerkbesluit vergunningvoorschriften worden voor activiteiten die onder de Ow vergunningplichtige mba’s zijn (voor de duur van twee jaar). Voor activiteiten die onder de Ow niet vergunningplichtig zijn, blijven de maatwerkvoorschriften als maatwerkvoorschriften in stand (behalve wanneer op grond van artikel 4.5 Ow geen maatwerkvoorschrift kan worden gesteld).

Voor bedrijven is het belangrijk om na te gaan welke mba’s zij uitvoeren en of voor deze mba’s veranderingen plaatsvinden in de vergunning- en/of meldingsplichten op rijks- en decentraal niveau. Deze informatie is per mba te vinden in hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Hoewel nog niet alle omgevingsplannen en waterschapsverordeningen zijn afgerond, is het mogelijk om in de twee bruidsschatten na te gaan welke vergunning- en meldingsplichten tijdelijk gelden en daarna in de definitieve decentrale regelgeving kunnen worden opgenomen. Overigens is het zinvol om hierbij in gedachten te houden dat vergunning- en meldingsplichten voor mba’s kunnen wijzigen als deze worden uitgevoerd in combinatie met andere mba’s of andere activiteiten, vanwege de samenhang die hiertussen kan bestaan. Dit behandel ik niet in dit artikel.

Voor bedrijven is het verder belangrijk om in beeld te hebben hoe hun (maatwerk- of vergunning-) voorschriften worden voortgezet onder de Ow. Dit bepaalt of ze actie moeten ondernemen om hun vergunde activiteiten te behouden. 

Voor het bevoegd gezag is het nuttig om op 1 januari een overzicht te hebben van alle voormalige inrichtingen in het werkgebied, waarbij is vermeld uit welke mba’s deze bestaan. Bij voorkeur staat daar meteen bij in welke paragrafen in hoofdstuk 3 van het Bal de mba’s zijn aangewezen, en of er voor deze mba’s een vergunningplicht geldt. Ook is het handig om te weten welke algemene regels (incl. een eventuele meldingsplicht) voor deze mba’s aanwezig zijn in hoofdstuk 4 van het Bal, en of er modules met algemene regels voor deze mba’s van toepassing zijn in hoofdstuk 5 van het Bal. Daarnaast is het raadzaam om te weten of voor de betreffende mba’s verplichtingen gelden op grond van de bruidsschatten, zodat bekend is welke decentrale regels tijdelijk gelden en er geanticipeerd kan worden op toekomstige definitieve decentrale regelgeving. 

Uiteraard is kennis van het overgangsrecht ook voor het bevoegd gezag nuttig, al hoeft dit er in tegenstelling tot vergunninghouders niet voor te zorgen dat de activiteiten vergund blijven. Maar bewustzijn over hoe de vergunde situatie er onder de Ow uitziet voor de bedrijven in het werkgebied, vergemakkelijkt ook voor het bevoegd gezag het voortbouwen op deze situatie met nieuwe vergunningen of maatwerkbesluiten. 

Figuur 1. Meldingsplicht & vergunningplicht voor mba’s

Indieningsvereisten en beoordelingsregels

Onder de Ow zijn de indieningsvereisten voor vergunningaanvragen voor mba’s te vinden in de paragrafen 7.2.1 en 7.2.3 van de Omgevingsregeling (Or). Nieuw is dat de indieningsvereisten specifiek worden uitgewerkt voor de verschillende typen mba’s en dat er wordt gewerkt met zogenaamde modules. Deze modules (paragraaf 7.2.3.1 van de Or) bevatten indieningsvereisten die kunnen gelden voor een aanvraag voor verschillende typen mba’s maar die elders in de Or, bij de betreffende mba, moeten worden ‘aangezet’ om van toepassing te zijn op deze mba. De paragrafen 7.2.3.2 tot en met 7.2.3.13 bevatten de indieningsvereisten voor mba’s in diverse sectoren, waarmee aansluiting wordt gezocht bij de manier waarop mba’s per sector worden aangewezen in hoofdstuk 3 van het Bal. 

Wat opvalt, is dat de minimale indieningsvereisten het bevoegd gezag voor een aantal mba’s onvoldoende handvaten bieden om de aanvraag goed te kunnen beoordelen. De beoordelingsregels waaraan het bevoegd gezag een aanvraag moet toetsen, staan in afdeling 8.5 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). De beoordelingsregels zijn gesplitst in algemene criteria waaraan een aanvraag altijd getoetst moet worden, ongeacht de aangevraagde mba’s, en specifieke criteria, die betrekking hebben op één bepaalde mba in een aantal gevallen staat in de indieningsvereisten voor een aanvraag in de Or niet alle informatie die nodig is om een toets volgens de eisen in het Bkl uit te voeren. Dit is met name het geval voor bedrijven die niet vallen onder de zogenaamde ‘complexe bedrijven’ (paragraaf 3.3 Bal). Dit zijn bedrijven die door hun aard en omvang grote gevolgen kunnen veroorzaken voor de leefomgeving: Seveso-inrichtingen, een aantal IPPC-installaties en een ‘andere milieubelastende installatie’.

De discrepantie tussen de voorgeschreven indieningsvereisten in de Or en de beoordelingsregels in het Bkl noodzaken zowel bedrijven als overheden om al in een vroeg stadium ‘verder te kijken’ dan de minimale indieningsvereisten, als men niet wil verzanden in vergunningprocedures met uitgebreide verzoeken om aanvullende informatie.

Voor bijvoorbeeld een motorrevisiebedrijf (par. 3.8.5 Bal) bevat artikel 7.137 Or de indieningsvereisten. Dit artikel verwijst in lid 1 naar artikel 7.27a, onder a en b Or. Onderdelen a en b van dit module-artikel vragen gegevens over uitstoot naar de lucht en uitstoot van zeer zorgwekkende stoffen naar lucht en water. Lid 2 van artikel 7.137 Or vraagt, naast de gegevens uit het module-artikel, apart om gegevens rond het ontstaan van geluid. Voor een motorevisiebedrijf bestaan de minimale indieningsvereisten voor de aanvraag dus uitsluitend uit informatie over emissies naar lucht en water en geluid. 

Het bevoegd gezag moet de aanvraag op grond van het Bkl echter toetsen op meer aspecten, onder andere op het toepassen van de beste beschikbare technieken, doelmatig verbruik van energie, emissies naar de bodem en een goed werkende afvalwaterzuivering. Als alleen de informatie volgens de minimale indieningsvereisten in de aanvraag staat, heeft het bevoegd gezag dus onvoldoende informatie beschikbaar om de aanvraag te toetsen zoals voorgeschreven.

Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning is het verstandig om na te gaan welke beoordelingsregels op grond van het Bkl gelden voor de verschillende mba’s. Om vertraging in de procedure door uitgebreide verzoeken om aanvullende informatie te voorkomen, is het beter om de aanvraag ruimer in te steken dan de minimale  indieningsvereisten, en alle informatie op te nemen die nodig is om een aanvraag te kunnen toetsen conform de beoordelingsregels in het Bkl.

Voor het bevoegd gezag is het daarnaast aan te raden om de verschillen te onderzoeken tussen de indieningsvereisten in de Or en de beoordelingsregels in het Bkl. Op grond van de uitkomsten van dit onderzoek is per mba waarvoor rijksregels gelden een overzicht te maken van de informatie die in ieder geval moet worden opgevraagd als aanvulling, wanneer de aanvrager alleen de op grond van de Or gevraagde minimale gegevens heeft aangeleverd. Zeker omdat onder het Ow-stelsel vaker de reguliere procedure wordt doorlopen die sneller moet worden doorlopen, is het zinvol om dit overzicht op 1 januari 2024 klaar te hebben.

Figuur 2. Voorbeeld ongelijkheid indieningsvereisten en beoordelingsregels


    Warning: Undefined array key -1 in /var/hpwsites/u_twindigital_html/website/html/webroot/milieu.vvm.info/wp-content/plugins/diziner-core/lib/TwinDigital/Diziner/Core/Post.php on line 965
  • De laatste loodjes tot de Omgevingswet – deel 2 (copy)

    Vorige pagina

    Warning: Undefined array key 0 in /var/hpwsites/u_twindigital_html/website/html/webroot/milieu.vvm.info/wp-content/plugins/diziner-core/lib/TwinDigital/Diziner/Core/Post.php on line 928
  • De laatste loodjes tot de Omgevingswet – deel 2 (copy)

    Volgende pagina

Abonneer je op onze nieuwsbrief

Tijdschrift Milieu is een uitgave van de VVM en verschijnt zes keer per jaar in een oplage van 1.750 exemplaren.

VVM-Lidmaatschap 2024