Tijdschrift Milieu
December 2023, nr. 6
CIRCULAIRE ECONOMIE
Waar staan we en wat houdt ons tegen?
‘Smart Circular Bridge’ voor voetgangers en fietsers op de Floriade in Almere, 2022. De brug, gerealiseerd onder leiding van de Technische Universiteit Eindhoven, bestaat uit vlas en een speciale biohars en is voorzien van bijna honderd sensoren die de structurele conditie van de brug monitoren.
Circulair
Mooie woorden genoeg, maar de transitie naar een circulaire economie zit nog in de beginfase. Wat nodig is om verder komen zijn gedegen kennis van gedrag, een eerlijk speelveld voor bedrijven en consumenten met beprijzing van milieugebruik, een overheid die de regie in de transitie neemt en consumenten en bedrijven mobiliseert, en inclusief denken en handelen.
Door: Frank Dietz
Frank Dietz nam afgelopen zomer afscheid als hoofd thema Circulaire Economie bij het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), waar hij bijna 16 jaar werkte.
Veel problemen in de fysieke leefomgeving zijn in de kern te herleiden tot een verspillende omgang met grondstoffen, zoals ijzererts, zand, aardolie en hout. Deze grondstoffen worden in industriële processen verwerkt tot materialen (staal, beton, kunststoffen) en (half)producten, gebruikt in consumptieprocessen en komen uiteindelijk in afvalstromen terecht. In al deze fasen ontstaan emissies naar lucht, water en bodem, met ongewenste effecten tot gevolg, zoals de plastic soep in oceanen, versnelde klimaatverandering, grote afvalbergen en biodiversiteitsverlies door onder andere stikstofdepositie. Daarnaast laten recente internationale ontwikkelingen, zoals de coronapandemie en de oorlog in de Oekraïne, zien hoe kwetsbaar een open economie als de Nederlandse is voor onderbrekingen in de levering van grondstoffen.
Dit brede scala aan milieuproblemen en internationale afhankelijkheden zou afnemen als grondstoffen radicaal efficiënter worden gebruikt. Denk bijvoorbeeld aan het repareren van producten zodat ze langer meegaan, het verbeteren van het productontwerp en het productieproces zodat minder grondstoffen nodig zijn, het delen van producten zodat er minder nodig zijn om te voorzien in ieders behoeften, en het hergebruiken van materialen zodat minder afval ontstaat én minder nieuwe grondstoffen nodig zijn. Op deze manier meer circulair produceren en consumeren vermindert in beginsel de behoefte aan nieuwe grondstoffen.
De transitie naar een circulaire economie
Om genoemde uitdagingen het hoofd te bieden, heeft het kabinet de ambitie uitgesproken om vóór 2050 een circulaire economie te realiseren in Nederland. Het tussendoel is om het gebruik van ‘primaire abiotische grondstoffen’ (mineralen, metalen en fossiele grondstoffen) in 2030 te halveren.1 Het PBL is gevraagd de transitie naar een circulaire economie te evalueren. Daarvoor brengt het PBL elke twee jaar een Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) uit; de laatste is op 26 januari aangeboden aan demissionair staatssecretaris Heijnen (I&W).2
De ICER laat zien dat veel trends niet de goede kant op gaan. Zo is er in Nederland tussen 2018 en 2020 meer afval gestort en verbrand. Ook zijn de voetafdrukken voor broeikasgassen en landgebruik voor de Nederlandse economie toegenomen in de jaren tot aan de coronacrisis. En de Nederlandse economie is afhankelijker geworden van de import van grondstoffen. De leveringsrisico’s van kritieke grondstoffen zijn hierdoor toegenomen. Dat is vooral merkbaar in de maakindustrie bij hightech producten, zoals ict en elektronica. Weliswaar is het Nederlandse recyclingpercentage hoog, maar dit betreft vaak laagwaardige recycling. Hoogwaardige recycling blijft achter, zodat pet van een drankfles voortleeft als bermpaaltje in plaats van opnieuw een drankfles te worden.
De transitie zit nog in de beginfase
Behalve trends in het grondstoffengebruik observeert de ICER ook wat er in de samenleving gebeurt: sorteren bedrijven en consumenten al (een beetje) voor op radicaal efficienter grondstoffengebruik? Het algemene beeld dat naar voren komt uit de verschillende indicatoren is dat de transitie naar een circulaire economie nog in de beginfase zit. Het aantal bedrijven is met 6% nog klein. Het gaat vooral om bestaande bedrijven die zich richten op reparatie, zoals garages en fietsenmakers. Verder laat de ICER zien dat de subsidies voor circulaire economie voor het grootste deel naar recycling gaan. En het aandeel subsidies voor en de toegevoegde waarde van circulaire activiteiten neemt niet toe. De ICER constateert ook dat er hardnekkige belemmeringen zijn voor ondernemers. Ten opzichte van twee jaar geleden zijn die niet wezenlijk anders. Zo is de wetgeving vooral nog lineair. Denk bijvoorbeeld aan afvalwetgeving. Ook zijn nieuwe materialen nog steeds te goedkoop, aangezien de milieudruk niet of onvoldoende in de prijzen is verdisconteerd. En er is sprake van beperkt circulair gedrag van consumenten. Ze willen wél gescheiden afval inzamelen en spullen voor hergebruik afstaan. Maar tweedehands producten kopen, delen of huren, gebeurt nauwelijks.
Wat doet de overheid?
Om circulair produceren en consumeren dichterbij te brengen, gebruikt de Rijksoverheid tot nu toe vooral vrijwillige instrumenten, zoals het Plastic Pact, het Versnellingshuis en innovatiesubsidies. Dat is onvoldoende om de kabinetsambities voor een circulaire economie te realiseren. Een volledig circulaire economie komt niet vrijwillig tot stand en dat geldt ook voor een aanzienlijke reductie van het gebruik van nieuwe grondstoffen. Wat nodig is, zijn verplichtende instrumenten. Drang en dwang, dus. Denk daarvoor aan beprijzen, zoals een inputheffing op het gebruik van fossiel als grondstof voor kunststoffen. Normeren is ook een optie, zoals de verwerking van verplichte aandelen recyclaat in producten, of het eisen van een circulair ontwerp bij het verlenen van subsidies. Een circulaire economie in Nederland profiteert van krachtig CE-beleid van de EU. Het Cirular Economy Action Plan van de Europese Commissie bevat veel voorstellen voor wetgeving, bijvoorbeeld rond ecodesign, duurzame producten, afval en schadelijke stoffen. De impact van deze instrumenten is naar verwachting groot. Ze raken vrijwel alle producten en sectoren. Zo zal de Ecodesignrichtlijn voor een brede groep producten eisen gaan stellen aan levensduur, hergebruik, repareerbaarheid en recycling. Dat bevordert de CE-transitie in Nederland én een eerlijk speelveld in Europa. De ICER zegt met zoveel woorden: het schiet nog niet erg op met de transitie naar een circulaire economie. Maar wie zou dan wat moeten doen om een beetje tempo te maken? Wat vraagt een circulaire economie van producenten, consumenten en de overheid? Hieronder deel ik eerst enkele inzichten over consumenten(gedrag), daarna over de manier waarop bedrijven acteren, en ik sluit af met wezenlijke obstakels voor de rol van de overheid.
Biobased producten gemaakt op basis van zeewier, op de Floriade 2022.
Consumenten
Eerst iets over consumenten. Of misschien beter: iets over menselijk gedrag en hoe we daar tegenaan kijken.
Een mens is een vat vol strevingen. Drijfveren als eigenbelang, medeleven, leedvermaak, plichtsbesef en eerlijkheid staan naast elkaar. Dat toont ons dat een mens tegelijkertijd een individualist en een sociaal wezen is. Dit scala aan drijfveren leidt tot een grote variatie aan behoeften en doelen. Relatieve schaarste aan middelen verhindert dat al deze behoeften tegelijk kunnen worden gerealiseerd. Ieder individu vindt hierin zijn weg door behoeften naar intensiteit te rangschikken in een voorkeursordening.3 Economen proberen de onder druk van relatieve schaarste gemaakte keuzes te verklaren. Daarbij wordt helaas nog veel te vaak het ééndimensionale mensbeeld gehanteerd van het bijzonder goed geïnformeerde individu dat scherp calculerend door het leven gaat om zijn eigen belangen op de korte termijn te realiseren. Dat karikaturale beeld van menselijke beslissingen is een probleem als de overheid op basis hiervan beleid ontwikkelt dat mensen tot andere beslissingen wil brengen. Bijvoorbeeld als de overheid mensen met een prijsprikkel of fysieke hindernissen wil bewegen om voor vervoersbewegingen tot 5 km de fiets te nemen en de auto te laten staan. Mensen blijken dan andere motieven te hebben voor autogebruik dan beleidsmakers veronderstellen. Een auto blijkt namelijk ook een statussymbool, een luxe regenjas, én een boodschappenwagen, naast een vervoermiddel tussen A en B. Als deze gestapelde motieven zwaarder wegen dan de extra kosten waarmee de beleidsmaker dacht mensen uit de auto en op de fiets te krijgen, is het ontworpen beleid ineffectief en verandert het niets.4
Met andere woorden: beleidsmakers hebben baat bij grondige kennis van menselijk gedrag. En dat geldt helemaal als je majeure veranderingen tot stand wilt brengen, zoals een energietransitie en een grondstoffentransitie, die natuur- en milieucatastrofes moeten zien te voorkomen. Daarom heb ik het gebruik van gedragskennis en gedragsonderzoek tot vervelens toe bepleit tijdens mijn loopbaan bij verschillende departementen en sinds 2007 bij het PBL.
Richten bedrijven zich op de dingen die ertoe doen?
Opmerkelijk vind ik de steeds terugkerende discussie over een ‘eerlijk speelveld’. Als het om natuur- en milieubeleid gaat, wordt daar doorgaans mee bedoeld dat strengere normen en hogere milieuheffingen hier onze bedrijven op achterstand zet ten opzichte van concurrerende bedrijven in het buitenland, waar minder strenge milieuregels gelden. Dit impliceert beleidsconcurrentie tussen landen, wat uiteindelijk leidt tot een race to the bottom. Willen we dat? Maar volgens mij is het speelveld juist nú oneerlijk. Zolang milieugebruik niet of onvoldoende is beprijsd of aan normen is gebonden, zullen milieusparende bedrijven op achterstand staan. Een eerlijk speelveld vergt tenminste dat bedrijven naar rato betalen voor milieugebruik. Het PBL heeft becijferd dat deze onbetaalde milieurekening in Nederland tenminste 30 tot 40 miljard euro per jaar is.5
Wees beducht voor ‘slimme oplossingen’ – lock-ins liggen op de loer. Neem bijvoorbeeld afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) die warmte leveren aan een stadsverwarmingsnet. De continue afvalstroom mag dus niet worden onderbroken, laat staan afgebouwd, want dan zitten er mensen in de kou. Er is dus een inherente prikkel om de afvalstromen op peil te houden. Op dat risico van lock-in moeten we bijvoorbeeld ook bedacht zijn bij chemische recycling van plastics.
Als mijn verhaal tot zover alleszins redelijk lijkt, dan is het ook logisch dat bedrijven die oprecht meer circulair willen produceren, de overheid vragen om meer ‘drang en dwang’. Want als de uitkomst van het spel ons niet bevalt, dan moeten we tenminste de spelregels veranderen. Individuele bedrijven zijn daar niet toe in staat, de overheid wel.
Restaurantstoelen gemaakt met een 3D-printer, met als grondstof de kunststof uit oude ijskasten. Te zien in restaurant Circl op de Amsterdamse Zuidas.
Doet de overheid de goede dingen?
Opmerkelijk vind ik tegenwoordig de ‘mindset van haalbaarheid’. CE-beleid zet, net als klimaatbeleid en stikstofbeleid, in op wat haalbaar is. Beleidsmakers en politici willen welwillende bedrijven en burgers niet overvragen. Dat klinkt redelijk, maar is het niet. Impliciet worden doelen en normen dan vanuit de status quo beschouwd, met al zijn daarin gevestigde belangen. Elke verandering bezien we dan als een offer. We leggen zo de nadruk op wat we, of wat sommigen, kwijtraken. Laat dit even op je inwerken en je voelt jezelf al in de stroop zakken.
Terwijl velen wél de mond vol hebben van wezenlijke maatschappelijke opgaven, zoals klimaatverandering, biodiversiteitsverlies en kwetsbare mondiale grondstoffen- en productieketens. Aangetoond is dat een radicaal efficiëntere omgang met grondstoffen substantieel bijdraagt aan de oplossing van al deze maatschappelijke opgaven.6 Maar dan moet je wel denken en handelen op basis van wat nodig is om in de gewenste situatie te komen van bijvoorbeeld maximaal 1,5 graad temperatuurstijging en herstel van de veerkracht van de natuur. Zolang we in haalbaarheidstermen blijven denken en handelen, krijgen circulaire bedrijven hun businesscase niet rond, want:
- Concurrenten die meer vervuilen, produceren tegen lagere kosten;
- Financiers hanteren criteria voor cashflow, omzet en voorraadbeheer die uit de take-make-waste economy komen, ofwel de lineaire economie;
- Consumenten worden niet of onvoldoende geconfronteerd met de maatschappelijke kosten van hun consumptiebeslissingen.
Spelregels veranderen om de gewenste uitkomst van een circulaire economie te realiseren, kun je niet alleen. Dat moet je gezamenlijk doen. Dat vergt dus collectieve actie waarvoor we lang geleden de overheid hebben uitgevonden. Als het waar is dat we ruwweg in een overgangsfase van de CE-transitie zitten, namelijk van probleembewustwording naar probleemaanpak, dan hebben we krachtig overheidsoptreden nodig, in de zin dat de overheid zich bewust is van het belang van haar initiërende en regisserende rol in deze fase van de transitie. De ongemakkelijke waarheid is dat de overheid wat dit betreft momenteel onder de maat acteert. Dit staat niet los van de departementale verkokering. Ieder departement heeft inmiddels zijn eigen CE-transitie-agenda, zo lijkt het wel: Binnenlandse Zaken circulair bouwen, Landbouw, Natuur en Voedsel de kringlooplandbouw, Economische Zaken de maakindustrie, en Infrastructuur & Waterstaat beheert de agenda’s consumptiegoederen en kunststoffen. Die verkokering heeft ook veel te maken met het denken in verschillende transities, waarvoor je verschillende en op zichzelf staande beleidsinterventies nodig zou hebben, en waarvoor dus verschillende ministeries verantwoordelijk zijn. Maar grote maatschappelijke veranderingsprocessen die transities nu eenmaal zijn, laten zich niet zo gemakkelijk opdelen en indelen. De verschillende transities liggen dakpansgewijs over elkaar en worden meer en meer van elkaar afhankelijk. Zo is het tempo in de energietransitie sterk afhankelijk van de beschikbaarheid van duurzame biogrondstoffen en specifieke aardmetalen.7 Dit betekent dat we de samenhangen tussen die veranderingsprocessen voldoende in het oog moeten houden. Verkokering en een egeltjeshouding helpen dan niet. Nieuwe vormen van samenwerking zijn geboden, ook bij de overheid.
Een mens is een vat vol strevingen
Hoe voorwaarts?
Zo hebben consumenten, bedrijven en de overheid allemaal een cruciale rol in de transitie naar een circulaire economie. Ik heb slechts een paar van mijn zorgen hierover aangestipt.
Over wat er nodig is om de verschillende transities dan wél gestalte te geven, ben ik noodgedwongen kort. Elke transitie is een voortdurende balanceer-act tussen dynamiek en borging. Grote maatschappelijke uitdagingen of ‘zorgen voor morgen’ zijn de motor voor simultane en ingewikkelde veranderingsprocessen die ons allemaal zullen raken, zoals een klimaatneutrale energievoorziening, natuurherstel en een circulaire economie. Die gewenste dynamiek brengt onzekerheid in de samenleving over de eigen positie en het toekomstperspectief. Dan dreigt bij velen de reflex van krampachtig vasthouden aan de status quo, gaan de hakken in zand, en wordt de inventiviteit gemobiliseerd om veranderingen te bestrijden. Dan zijn we in een ‘nulsomspel’ beland waarin de winst van de één verlies voor de ander inhoudt.
Een noodzakelijke voorwaarde voor het slagen van transities is dat de (vermeende) slachtoffers zich voldoende geborgd weten, zich onderdeel voelen van de samenleving, en het vertrouwen hebben dat onredelijke uitkomsten linksom of rechtsom zullen worden hersteld. Je zou kunnen zeggen dat het sociale kapitaal van een high trust society onmisbaar is voor de grote maatschappelijke veranderoperaties. Denk en handel dus altijd inclusief! Dat is een noodzakelijke voorwaarde voor meedenken en initiatief nemen in de samenleving. Dan hebben we een ‘positieve-som spel’ gecreëerd, waarin het resultaat meer is dan de som der delen.
En natuurlijk is kennis daarvoor een noodzakelijke voorwaarde. Durf te investeren in kennis. Niet alleen in daartoe uitgeruste kennisinstellingen, maar ook en vooral in het onderwijs. En niet in de laatste plaats: investeer in kennis bij de overheid, zowel bij beleidsmakers als in de uitvoerende diensten. Daar schrijf ik bij een andere gelegenheid graag nog eens over door.
Slot
Een laatste hartenkreet voor alle collega’s waar ik al die jaren mee heb mogen samenwerken:
- Laten we out-of-the-box blijven denken en doen.
- Laten we denken en doen vanuit ervaren problemen en onze zorgen voor morgen.
- Laten we elkaar vinden in de ambitie voor een betere wereld.
En dan zal blijken, zo is mijn overtuiging, dat wat nu onvoorstelbaar lijkt, op termijn best eens het ‘nieuwe normaal’ zou kunnen zijn.
- Ministerie van Infrastructuur en Milieu & Ministerie van Economische Zaken (2016), Rijksbrede programma Circulaire Economie ‘Nederland circulair in 2050’.
- De ICER (Integrale Circulaire Economie Rapportage) verschijnt tweejaarlijks onder verantwoordelijkheid van het PBL, en wordt in samenwerking met verschillende kennisinstellingen gemaakt, te weten CBS, CPB, Centrum voor Milieuwetenschappen (Universiteit Leiden), RVO, RIVM, Rijkswaterstaat, TNO en Copernicus Instituut (Universiteit Utrecht). De eerste ICER verscheen in januari 2021, de tweede in januari 2023.
- Frank Dietz (2000), Meststoffenverliezen en economische politiek. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
- Frank Dietz (2003), ‘Tussen en daad: belemmeringen voor duurzaam milieugebruik.’ In Frank Dietz (red.), Duurzaam milieugebruik – Een inspiratiebron, pp. 247-261. Utrecht: Uitgeverij Jan van Arkel.
- Eric Drissen & Herman Vollebergh (2018), Monetaire milieuschade in Nederland in 2015 Den Haag: PBL Planbureau voor de Leefomgeving.
- Voorbeelden zijn: Eric Drissen & Herman Vollebergh (2018), Kan de circulaire economie een bijdrage leveren aan de energietransitie? Den Haag: PBL Planbureau voor de Leefomgeving. Sociaal Economische Raad (2022), Evenwichtig sturen op de grondstoffentransitie en de energietransitie voor brede welvaart. Verkenning 22/06. Den Haag: SER.
- Zie o.a. (1) International Energy Agency (2021, revised version 2022), The Role of Critical Minerals in Clean Energy Transitions. Paris: IEA. (2) S. Carrara, P. Alves Dias, B. Plazzotta, C. Pavel (2020), Raw materials demand for wind and solar PV technologies in the transition towards a decarbonised energy system. Luxembourg: European Commission – JRC Joint Research Center. (3) Metabolic, Copper8, Quintel Intelligence en Polaris Sustainability (2021), Een circulaire energietransitie. Verkenning naar de metaalvraag van het Nederlandse energiesysteem en kansen voor de industrie.
Fietsenmaker herstelt vintage racefietsen. Popup-winkel in de oude vestiging van Vroom en Dreesmann in Haarlem.
-
Circulaire economie: waar staan we en wat houdt ons tegen? (copy)
Vorige pagina
Warning: Undefined array key -1 in /var/hpwsites/u_twindigital_html/website/html/webroot/milieu.vvm.info/wp-content/plugins/diziner-core/lib/TwinDigital/Diziner/Core/Post.php on line 965
-
Circulaire economie: waar staan we en wat houdt ons tegen? (copy)
Volgende pagina
Warning: Undefined array key 0 in /var/hpwsites/u_twindigital_html/website/html/webroot/milieu.vvm.info/wp-content/plugins/diziner-core/lib/TwinDigital/Diziner/Core/Post.php on line 928
Externe Links
VVM-Lidmaatschap 2024
- Persoonlijk: € 150,-; buitenland: € 176,-
- Studenten: € 15,-
- Young (t/m 35): € 95,-
- Gepensioneerden, partners en uitkeringsgerechtigden: € 95,-
- Proeflidmaatschap (6 mnd): € 80,-
- Organisatielidmaatschap: vanaf € 1000,-
- Abonnementsprijs 2024 € 150,-; toeslag buitenland € 26,- (excl. 9% btw); Los nummer: € 25,- (excl. 9% btw)